Tussen 1950 en 1953 vochten Amerikaanse en VN-soldaten in de Korea-oorlog tegen het door de Sovjet-Unie gesteunde communistische noorden. De communistische dreiging bereikte een
dieptepunt in 1961 met de Cuba-crisis. In Cuba, 150 km van de VS, waar Fidel Castro in 1959 een 'Marxistische' politiestaat had gevestigd, werden Russische raketinstallaties ontdekt. De crisis liep met een sisser af, dankzij een gevaarlijk diplomatiek schaakspel tussen de president Kennedy en Chroesjtsjov.
Vietnam, tot die tijd een Franse kolonie, werd in 1954 verdeeld in het communistische Noorden en het op het westen gerichte Zuiden. Amerika greep niet direct militair in, maar stuurde duizenden 'adviseurs'. Toen in 1965 Amerikaanse torpedobootjagers door Noord-Vietnam werden aangevallen, raakten de VS tegen hun zin betrokken in een hopeloze guerillaoorlog , die tienduizenden, vaak jonge dienstplichtigen (gemiddeld 19 jaar) het leven kostte. Dit leidde tot felle anti-oorlogsdemonstraties.